De houten kop uit mijn academie-tijd stopte ik in mijn fietstas. Ooit zaagde ik die kop van de romp in de hoop dat het portret er van zou opknappen. Op het atelierzoldertje waar de kop sindsdien lag, ging het gedachtenkringetje ging telkens ongeveer zo: He, daar is de houten kop, waarom ligt die hier zo verloren, die verdient een betere plek!
Op die betere plek valt het portret tegen want de oren zijn niet goed. Ik breng de kop terug naar het zoldertje om het daar een volgende keer weer op te merken. Vandaag nam ik een besluit en fietste naar de stort. In een perfecte boog viel de kop in de container.