ijver

In 1899 schildert Edouard Vuillard interieur, le relais. Met olieverf op karton maakt hij een vertrek waar drie mensen aan een tafel zitten. Er valt wit licht door de hoge ramen. Tussen de figuren aan tafel en mij staat een tweede tafel met daarop een lege, bolle vaas en een kommetje. De linker figuur aan de tafel bij het raam buigt zich voorover en reikt naar een beige plek.
Hier en daar laat de schilder het karton kaal. Het stro-kleurige beige van de ondergrond kleurt de stoel en verderop is het een hoog licht in een donkere partij. Overal in het schilderij piept het karton tevoorschijn.
Vuillard verstaat zijn vak. Ik zou er graag binnen gaan, in dit relais op het Franse platteland, in dit interieur van vlekken op karton. Het is een ruim vertrek met een houten vloer waarop kleden liggen met opkrullende zijkanten. Er hangen grote schilderijen tussen de twee ramen. Het is er stil, er wordt gewerkt aan tafel.
De collectie schilderijen met Vuillard en andere Franse postimpressionisten komt uit Sint Petersburg. De handgeschreven titelbordjes zijn met twee schroefjes vastgezet op de schilderijlijsten.
De tentoonstelling is met veel zorg samengesteld. In kabinet 22, waar een trein door een nazomerlandschap rijdt, klinkt er uit boxjes het fluiten van de stoomtrein en ook het zingen van een lijster, het kraaien van een haan, het roepen van een kraai, het tjilpen van krekels en ver weg het blaffen van een hond. De trein fluit twee keer in het fragment en ook hoor ik het denderen op de rails en het suizen van de aandrijfstangen.
Dat fluiten en zingen vernielt het schilderij van Bonnard volledig. Nu de ijverige samenstellers van de tentoonstelling mij laten horen wat ik zie, vergaat mij alle plezier.
Het karton op tafel dat tussen de verf zichtbaar bleef intrigeert me. Is het een kledingstuk waar de vrouw in het zwart zich over buigt aan de tafel in interieur, le relais, of is het wat anders? De jurk op tafel is van karton, hetzelfde karton waarvan de stoel is gemaakt, de schaduw van de kom en de hoge lichten van de potkachel. Vuillard weet op tijd te stoppen. Hij gunt het karton de glansrol.
Het bekijken van Vuillards winterochtend in kabinet 25 wordt gedwarsboomd door pianomuziek in kabinet 26. Ravel’s menuet sur le nom d’ Hayden klinkt, zo schat ik in, bij een schilderij van iemand aan de piano. Als het menuet uit is hoor ik geritsel van papier, een bladzijde wordt opgeslagen. Er fluit een vogeltje, het raam naast de piano zal open staan.
De samenstellers van de tentoonstelling werpen hun schaduw vooruit, ik stop mijn vingers in mijn oren en probeer toegang te krijgen tot de kalmte van Vuillard.
Gauguin, Bonnard, Denis.
Een Russische liefde voor Franse kunst
tot 28 februari 2014 in de Hermitage Amsterdam
