rugzakuitrusting

Als de rugzakuitrusting bij elkaar ligt, volgt onvermijdelijk het schikken en schrappen. Alledaagse spulletjes als portemonnee, agenda en balpen staan plotseling ter discussie. Geld, liefst in biljetten, gaat mee op reis in een plastic gripzakje. Mag het mobieltje (114 gram) mee? Het kompas staat buiten kijf. De punten van de gasbrander kunnen ietsje worden afgevijld, zodat het precies in het titanium pannetje past. De paperback blijft thuis.
Met slechts grammen tegelijk wordt het gewicht van de uitrusting teruggeschroefd tot uitgebalanceerde bagage met een acceptabel volume en gewicht. De voorraad attributen moet toereikend zijn, zowel bij voorspoed als bij tegenslag. Een reserveschoenveter (8 gram) is ook waslijn, sokken zijn te gebruiken als wanten, het pannetje is beker, de zeep is voor vaat, was en het douchen. Alles met een dubbelfunctie heeft een streepje voor. Het plezier van schrappen zit hem in het aanscherpen van dat wat er over blijft.
Wat heb ik er voor over om met een lichte rugzak te lopen? Doorweekte sokken warmen al lopend wel weer op. De reservebroek kan gebruikt als pyjamabroek. Een paar slokken water minder in de fles scheelt al gauw een paar ons.
De pijlers van de uitrusting, rugzak (3000 gram), tent (2 persoons, 2297 gram) slaapzak (1342 gram) en matje (678 gram), lijken, vreemd genoeg, boven iedere toetsing verheven. Zou één van die pijlers kunnen worden geschrapt? Kan het zijn dat ik op de hei van de Yorkshire Moors toch wel inslaap, ook zonder matje?
Slecht weer is ideaal. Dan worden de gamaschen over de schoenen gespannen, gaat de regenbroek aan en wordt de wandelaar met zijn rugzak één onder de klapperende poncho. Regen maakt de rugzak licht. Je loopt ononderbroken en laat het wel om te pauzeren.
Voor het bepalen van de positie komt het mooiste onderdeel van de uitrusting van pas. Aan een rood koordje om mijn nek bungelt het kompas dat ik om de paar minuten raadpleeg. Gaan we nog goed? Pal zuid-west? Zie je het pad al? Staat daar een wegwijzer of verbeeld ik het me?
Het instrument is vergeven van de aanduidingen. Niet alleen de rood-witte pijl en de windstreken, maar ook graden. Langs de ene zijde van het opengeklapte perspex staan millimeters en langs de andere staan kilometers, volgens de schaal van de bergbeklimmers, 1:15.000. Een inkeping in de rand van het perspex werkt als een vizier. Mijn oog verbindt in een rechte lijn de bergtop met de kompasroos. In het spiegeltje van het kompas leg ik de roos tegen de top aan en lees de hoek af.
Dat spiegeltje geeft het kompas een schitterende dubbelfunctie: om de weg te vinden en om te kijken of mijn haar goed zit. Twee functies in één instrument van 47 gram. Het koordje zou er nog af kunnen.
