zonder gissen

Bij aanvang van het studiejaar hield directeur Beljon een toespraak over kunst en kunstenaars. Op het schoolbord had hij een gedicht van Emily Dickinson geschreven dat hij voordroeg en interpreteerde. Wat ik er, als eerstejaars aan de kunstacademie, van onthield was de naam van de dichteres en twee woorden uit het gedicht: clover en revery. Beide woorden kende ik niet en van Beljon’s rede over het onnoembare in de kunst begreep ik niets. Alleen Beljon’s liefde voor Emily bleef mij van die eerste ochtend bij.
Na Emily’s dood in 1886 verbrandde haar zus Emily’s correspondentie. De ruim zeventienhonderd gedichten ontsprongen de dans en vormen met een herbarium en een witte jurk de nalatenschap.
Zevenhonderd-drie-en-veertig gedichten zijn in 2005 in het Nederlands uitgegeven op bijbel-dunne pagina’s in twee delen. De uitgave is tweetalig, links staat Emily, rechts Emily & Peter Verstegen. Ze lezen maakt duidelijk dat vertalen onbegonnen werk is. Wat links eenvoudig is, is rechts ingenieus, wat links niet rijmt, rijmt rechts wel. In de vertaling zijn keuzes gemaakt waar Emily ze niet maakt, Engels en Nederlands zijn zelden op hetzelfde moment ambigu.
Peter Verstegen licht zijn keuzes toe in een commentaar dat een derde van de bundels beslaat. Daarin haalt hij ook andere commentaren aan. Een stoet van Emily-vorsers heeft zich verdiept in haar, haar leven, haar vrienden, haar tijd, haar tuin. Ieder duidt de gedichten in een andere richting: seksueel, literair, religieus, psychologisch, historisch, botanisch. Het zegt meer over de schrijver van het commentaar dan over de schrijver van de gedichten.
Een klein deel van het oeuvre is door meerdere dichters naar het Nederlands vertaald. De vertalingen naast elkaar gelegd laten zien dat de ene mooi is, de ander te mooi is en dat geen van al de lading dekt.
De lezer vindt in Emily een vriendin. Ze observeert scherp, is speels en onnavolgbaar. Ze schrijft over paardenbloem, dood en ochtend. In haar gedichten en brieven maken we ook kennis met haar vrienden en familie. Susan, Emily’s schoonzus en buurvrouw, krijgt gedichten aangereikt via de heg.
Huisvriend Samuel Bowles is mijn favoriet. Hij maakt Emily verlegen. Ik stel me hem voor in een beige linnen pak, spitsvondig en charmant.
In Amherst, Massachusetts, Verenigde Staten, staan de twee buurhuizen, ze zijn te bezoeken. Het Emily Dickinson Museum is open van maart t/m december.
Ik ben nieuwsgierig naar het herbarium van Emily. Zou daarin iets terug te vinden zijn van de poëzie? Vormen bladeren en bloemen, plakband en handschrift een geheel, pagina na pagina? Vertoont de compositie overeenkomst met de gedichten vol plotselinge hoofdletters en gedachten-streepjes?
Het zou mij niet verbazen als ik na mijn bezoek aan het museum in de museumshop zou zwichten voor een Dickinson-potlood, een Dickinson-theedoek en een Dickinson-receptenboek. Misschien dus is het beter thuis te blijven en de gedichten te herlezen. Ditmaal zonder de commentaren. Ik schep aan de hand van haar teksten mijn eigen beeld. Zonder gissen.
Samuel Bowles heb ik opgezocht op het internet, hij heeft een forse baard en een strenge blik. Hij lijkt in niets op de man die ik bij elkaar bedacht. Het lijkt me onzin om naar Amherst af te reizen om Susan’s heg te zien. Ik heb die heg al lang gesitueerd in een tuin vol klaver en dagdromen.
