try out

Twee spelers en een belichter. Het zou een halfuur duren, meer wist ik niet. ‘Kom maar op,’ dacht ik, ‘laat maar zien, overtuig mij.’ Het zaallicht doofde. Het bleef stil en aardedonker tot er een puntje licht op de vloer verscheen, begon te schuiven, een lijn werd, een wand werd, kantelde, ging dolen en mij aankeek.
Zodra de ene speler de andere optilt en in zijn armen houdt, krijg ik vertrouwen in deze blind-date-van-dertig-minuten. Uit die klassieke-pose-voor-twee ontspint zich een absurde scène waarbij de ene man traag uit de armen van de andere glijdt en ontkleed raakt. Ik herken in het aarzelende duet van de mimers centaurs en saters, Poseidon en Paris, mededogen en waanzin.
Na de laatste scène dooft het licht en hoor ik in het duister haastig ruisen van broekspijpen. De mimers zetten in het aanzwellend licht, gekleed, hun buiging in, gaan af en keren terug om hun publiek te bevragen. Ze zijn jong en verlegen, zie ik nu. Geradbraakt zijn deze mannen allerminst, ook de belichter stapt vief van zijn ladder de vloer op. Wat hebben we gezien? Ik heb de naakte kunstgeschiedenis gezien, halfgoden van brons, krijgers van marmer, Christussen van hout, de hele gespierde santenkraam in mijn geheugen licht op. Waarom zijn al die helden en schurken in de kunstgeschiedenis eigenlijk naakt? Om de mooi?
De mimers noemen schilderijen van Bacon en beelden van De Bruyckere als inspiratiebron. Delen van de voorstelling zijn improvisatie. Kreupele passen op handen en voeten, mild aangelicht, hun spieren, het hijgen hebben me overtuigd. Was dat geïmproviseerd? Zonder risico maak je niets, geluk moet je een kans geven. Dat waagstuk van de improvisatie pakte goed uit, ik wist niet wat ik zag. De tijd blootgelegd en nog niet af.
De belichter weet dat we zonder licht nergens zijn, zonder licht is het voorbij. Hij gooide bakken licht over de twee, liet het botsen, schaduwen werpen, verstrooien en wegebben en zag elke voorstelling opnieuw hun hoog spel.
