schietlood

Ik liep naar de ijzerhandel vlak bij huis en kocht een schietlood. Een mooi exemplaar van messing was het, alleen het touwtje om door het gaatje te wurmen zat er niet bij. Ik liep terug naar huis en in mijn hoofd ontspon zich een kaart van Amsterdam met daarop alle ijzerhandels die ik ken. Thuis verifieerde ik mijn kaart met die van Google, voegde enkele, mij onbekende, ijzerhandels toe en pakte mijn fiets. Ik gaf mijzelf één zaterdag in juli om mijn plan uit te voeren. De tocht ging langs vijftien ijzerhandels waar ik steeds dezelfde vraag stelde: “Heeft u een schietlood?” Het instrument om een zuivere verticaal mee te maken, is er in soorten en maten. Ik kocht negen verschillende exemplaren: de plompste weegt dik een pond, de kleinste is van aluminium, de mooiste is elegant als een tolletje. De eendagsverzameling in goud- en zilvertinten was verbazingwekkend mooi en ook was ik blij met de spelregels die mij behoedde voor een immense verzameling. Eén dag, één stad, alleen ijzerhandels. Geen bouwmarkt, geen webshop, geen marktplaats.
Een ijzerhandel is een pakhuis vol blinkende halffabrikaten. Ik vind er de oplossing voor een probleem, vaak door de ijzerwaar oneigenlijk te gebruiken. “Loopt u maar even mee” is het startsein om ook de voorraden in de kelder te doorzoeken op bruikbaarheid. Dit is leuker dan een museum, schiet het door me heen als ik tussen de bomvolle stellingen sta. Hier is niets af en heeft alles potentie. Ik kijk rond en maak plannen. Of het een goed plan is, dat moet nog blijken.
Tegen half vijf kwam ik aan bij een ijzerhandel in Zuid, nummer vijftien. Drie mannen bogen zich over mijn vraag en diepten uit de voorraden drie verschillende schietloden op. Ze vroegen naar de reden van mijn verzamelwoede en waren nieuwsgierig naar mijn route door de stad. Ik somde ijzerhandels op en verontschuldigde mij dat ik niet de pont naar Noord had genomen “naar die ijzerhandel op het hoekje van de Meeuwenlaan”. “Burger en Zoon”, zeiden de mannen, “ja, die hebben mooie kogellagers.” Ik vertelde ook over de winkels zonder schietlood waar ik met lichte meelij werd bekeken omdat ik niet naar de moderne lijnlaser vroeg.
“De Jan van Galenstraat, ben je daar niet geweest? En Liefhebber in de Pretoriusstraat?”
Ik pakte mijn zware tas van de toonbank en legde uit: “Het is een eerbetoon aan de ijzerhandels van Amsterdam.” De mannen knikten en wensten mij een goed weekeind.
