landschap is voor schilders

The Beehive Bothy kennen we van de foto. Het wandelboekje voor The Southern Upland Way wisselt verontrustende routebeschrijvingen af met plattegronden en foto’s. Nu staan we midden op de dag bij de eenvoudige hut uit het boekje en schijnt, net als op de foto, de zon. Ik doe mijn rugzak af, buk en stap door de kleine deuropening naar binnen.
Een bothy is het beste wat een wandelaar kan overkomen, het is er droog, het is er beschut, er is een logboek om te lezen, een waslijn om natte kleding te drogen en een podium om op te slapen.
Mark en ik overleggen. Hebben we voldoende voedsel bij ons om morgen de dagtocht te volbrengen? We popelen om ons intrek te nemen, verlangen er naar de ruimte in te richten met de schaarse spullen die we bij ons hebben. We blazen ieder een matje op en trekken een slaapzak uit het hoesje. We installeren ons alvast op de mooiste plek, voor het geval er meer wandelaars binnenstappen om hier de nacht door te brengen.
In het herfstige Schotse landschap ligt altijd onheil op de loer. Het voetpad staat onder water, dichte mist gumt de signposts uit, een stier in de wei. In de bothy zijn we veilig, we lezen in het logboek over de ontberingen die andere wandelaars ten deel vielen. We halen water bij het beekje, kijken hoe de zon onder gaat, sluiten de deur, eten Minced Beef Hotpot uit een zak en gaan slapen.
De landschappen van Hercules Segers zijn mooi en vreemd. Segers woonde in Amsterdam en reisde in zijn leven niet verder dan Brussel. Zijn etsen van een bergvalei met omheinde velden en een rotsachtig landschap met een kloof maakten hem beroemd.
Segers’ gedetailleerde landschappen zijn niet groter dan een ansichtkaart. Als ik het museum verlaat en naar mijn atelier fiets, vraag ik mij af of ik van landschap hou. Ik weet niet wat ik met landschap aan moet. Landschap is voor schilders. Het maakt me opgetogen en radeloos als ik vanaf de top de valei bekijk: steenslagpad, glinsterende rivier, schapen. Hoe kan ik ooit de weidsheid en het helse groen onthouden?
Eerst ruim ik het atelier op en dan schets ik op een A4tje een bothy. De mooiste en eenvoudigste die ik kan verzinnen. Met een mesje snij ik de koppen van de lucifers en plak de eerste balken aan elkaar. Ik maak een bothy met een puntdak, één raam, één deur, een podium die ook bank is en een tafel die kan opklappen. Ik plak twee laddertjes, één om naar het zoldertje te klimmen en één als uitkijkpost tegen de gevel. Uit alle bothies die ik ken, neem ik het beste en plak de hele middag aan mijn maquette van 1:100.
Een lucifer is 4 cm, de bothy meet 4 × 4 meter, zoals mijn atelier. Ik zou dus kunnen wonen in mijn atelier. Ineens lijkt het krappe atelier ruim omdat buiten het landschap ligt. De houtjes van de laddersporten laat ik uitsteken zodat daar alle natte kleding kan drogen. Landschap is voor schilders, bothies zijn voor beeldhouwers. Ik knip van vilt een matrasje voor op het podium 140 × 200 cm, net als thuis. Twee piepkleine kussentjes naai ik morgen.
