spulletjes

Naar Ikea gaan, het hele parcours lopen, alles bekijken en niets kopen. Het is een interessante opgave. Sinds ik door heb dat spullen makkelijker het huis in komen dan eruit gaan, is een bezoek aan Ikea een vrolijkmakende beproeving.
Weggooien is een weldaad. De inhoud van de boekenkast neem ik onder de loep, de bestek-la vlooi ik door, de sokken-la, het badkamerkastje, de reservesleutels. De screening gaat volgens drie criteria: is het voorwerp heel, gaat het door mij gebruikt worden, is het mooi? Wat er nog goed uitziet maar niet meer past breng ik naar de kringloopwinkel. Daar wordt alles met een welluidend: ‘That is very kind of you, thank you’ in ontvangst genomen.
Er is nog een criterium; is het voorwerp verbonden aan een waardevolle herinnering? Die herinnering schiet mijn voortvarendheid in de knie. Wat ik net naar de vuilnisbak heb verbannen haal ik er weer uit. Die sokken werden gebreid door Oom Lennart uit Noorwegen, als er in de winter weinig te doen was op de boerderij en de zee te onstuimig om te vissen. Hij breide ze op vier pennen. Ik droeg ze tien winters en toen er gaten vielen in de hielen bewaarde ik ze in de sokken-la, ruim 20 jaar.
Oom’s sokken gaan weg, ik mik ze voor een tweede keer in de vuilnisbak. Oom zal ik niet licht vergeten, hoe hij het hooi op zijn rug naar de schuur droeg. Hoe hij met tante Elisabeth op de bergboerderij woonde met overal katten. En hoe tante na het opsommen van klussen die hoognodig gedaan moesten worden steevast zei: ‘Kom, we gaan eerst een kopje thee drinken.’
Het streven naar ruimte is mijn drijfveer. Spijt iets te hebben weggegooid dat ooit toch van pas zou zijn gekomen, daar ben ik niet bang voor. Wat ik wel vrees is over een paar jaar bekropen te worden door de vraag of ik de sokken van Oom nu uiteindelijk wel of niet heb weggedaan.
Toen ik een meisje met vlechten was, vroeg Tante Lieske mijn broer, mijn zussen en mij langs te komen omdat ze spulletjes voor ons had. Spulletjes waren leuker dan cadeaus, het waren de voorwerpen waar tante Lieske geen brood in zag maar die nog heel, bruikbaar en mooi waren. Ze stalde de spulletjes voor ons uit op de keukentafel. Daar lag een houten plankje met daarop bevestigd een rolletje papier en een potlood om een boodschappenlijstje op te maken. Daar lag een omgezoomde katoenen doek met roodroze ruit.
Nadat alles bewonderd was, kozen we ombeurten een spulletje uit. Wij waren net zo blij als tante Lieske. Wij om de spulletjes, zij om de ruimte.
