prikbord

Na het overlijden van Groenewegen bleef het architectenbureau ‘Groenewegen en Mieras’ heten.
De jonge architect gaf leiding aan de tekenaars en de bestekschrijver, ging naar bouwvergaderingen en ontwierp tot diep in de nacht. Het bureau verhuisde naar de tweede verdieping van een grachtenpand en groeide. Tekenaars op hoge krukken inkten aan grote bouwtekeningen. Deuren waren kwart cirkels, trappen streepjes en een kraan een kruisje. Schaduw in de aanzichten werd met een doezelaar op de achterzijde van het calqueerpapier gewreven. Gumsel werd van tafel geveegd met een rafelige veer. Van alles was er veel: lange groene gummen voor inkt, gedrongen witte gummen voor potlood, Rotringpennen, vulpotloden, duimstokken, rollen plakband, stapels papieren en kokers met doppen.
Groenewegen en Mieras bouwden aan een ziekenhuis, een herstellingsoord, een dorp voor gehandicapten. Met de plattegronden en aanzichten opgerold in een koker reisde Mieras naar bouwketen en directiekamers, stalen van vloerbedekking en verf droeg hij mee in een zwarte tas die soms ook zwaar was van baksteenmonsters. Voordat hij de koker op tafel legde veegde hij het oppervlak schoon met zijn zakdoek, trok vervolgens de dop los en manoeuvreerde de opgerolde tekeningen behoedzaam aan een hoekje uit de koker.
In een grote ladekast van hout waarvan de laden moeilijk schoven bewaarde men schetsen met titels als Ikazia, Boorneroord, Hendrik van Boeijenoord. De namen stonden in sjabloonletters op de laden. Het openen en sluiten van een la klonk door het hele kantoor en wierp vezeltjes hout op het marmoleum. Groenewegen had de kast in de crisistijd gemaakt toen de stalen kasten er nog niet waren.
Er heerste bedrijvige saamhorigheid. Met krijt stonden de projecten geschreven op een schoolbord. Een secretaresse typte brieven die ze vóór de laatste lichting naar de brievenbus bracht. Medewerkers met snorren, koltruien, en haar tot op de schouders. Tekenarmen over schuine tekentafels met voetpedalen en contragewicht. Gradenbogen, tekendriehoeken, een stalen liniaal. Kopjes van Arabia met vergeten koffie, stof op tafel, Thonet-stoelen en aan de wand een enorm prikbord vol gaatjes.
De medewerkers maakten grapjes als ik op bezoek was met een knuffel en met vlechten. Ik was voor hen net zo bang als voor de eikenhouten trap met scheve, uitgesleten treden die langs breekbare ruiten van versierd glas voerde, waarachter de binnenplaats schemerde. De leuning was hoog en de stappen die ik naar de tweede verdieping nam waren groot.
Toen Mieras oud was geworden hief hij het architectenbureau op. Lang voor die tijd had hij zijn medewerkers gevraagd elders werk te zoeken, recessie in de bouw had de opdrachtenportefeuille doen slinken.
Een tekentafel en de ladekast gingen naar mijn atelier. De laden raakten gevuld met foto’s en plannen die op het prikbord hadden geprijkt, op mijn eigen prikbord vol gaatjes.
