Sybren

Onbevangen begonnen we aan de tocht. Niemand had ons geadviseerd bij het pakken van de rugzakken. Ze zaten overvol en waren groot en zwaar. Om de paar kwartier gooiden we de last in de berm en aten we de voorraden proviand op. Dikke hompen Cantal en Bleu d’ Auvergne, veel stokbrood en veel water. ’s Avonds bakten we bij de tenten pannenkoeken op een houtvuurtje.
Sybren had als enige van de vier zijn rugzak toereikend gepakt, hij liep eerder in de bergen en fronste bij de inhoud van mijn rugzak: een blok tekenpapier, een aquarelset en potloden. We sliepen in tentjes van katoen, kookten in een vierdelige pannenset, sliepen op dikke matjes. Ik droeg de bergschoenen van mijn moeder. Iedere dag liepen we een deel van de Grande Randonnée 4, van Saint-Flour naar Volvic.
Dertig jaar later loop ik de route van Volvic tot Saint-Flour. In Saulzet-le-Froide meen ik het café te herkennen waar Sybren de eigenaresse furieus maakte door te zeggen: ‘Madame, le café est un peu miserable’. Over die zin hadden we enige tijd gedaan voordat we de woorden in het Frans bij elkaar hadden gesprokkeld. Turend naar de vlokken melk in de slappe koffie had Sybren het woord gevonden waarin al ons misprijzen lag: miserable.
De vrouw nam ons witheet mee naar de keuken en toonde ons het pak koffie en het filter waarmee ze de koffie had gezet, waarna we meteen konden vertrekken.
Op zondagochtend, laat ik in het café van Saulzet-le-froide de rugzak van mijn schouders glijden en zet hem neer op de houten bank tegen de wand. Op de tafels liggen broden met namen erbij. Martine. Twee pain. Michel. Een flute. Depot de pain.
Ik bestel een grande-crème bij de oude dame. Ze schikt de A4-tjes en de broden en loopt dan naar de keuken. Even later brengt ze koffie die erbarmelijk oogt en erbarmelijk smaakt.
