kelder

Dat Stendal flauwviel bij het zien van de stad Florence lijkt overdreven en 19e eeuws. Misschien is van-streek-raken-door-schoonheid niet louter romantische onzin.
Om 9 uur gaan de deuren open van het nieuwe Rijksmuseum, het is een doordeweekse dag en nog rustig. Ik daal af in de lichte hal, stap binnen bij speciale collecties 1100-1600, en vraag mij in de donkergrijze gewelfde zalen van de kelder af op welke manier ik de verzameling verzamelingen zal bekijken. Zal ik mij concentreren op de architectuur, de samenhang, de presentatie? Kan ik het me permitteren oog te hebben voor de verschillende kapsels van de apostelen bij het laatste avondmaal in gepolychromeerd hout? Zal ik dwalen of doorvorsen? Inzoomen of uitzoomen?
Dit moet Hugh zien, denk ik bij de kruiken op kleur. Wat zal Robin vinden van de zilveren mini-meubeltjes en huisraad? De jurken voor Anne. De scheepjes voor Peter. Sleutels en sloten voor Diede.
Alle geweren en pistolen zijn op me gericht maar ik ben niet bang, ze ogen in hun vitrine als postzegels in een album, in het oogstrelend ritme van overeenkomsten en verschillen.
Verderop benadrukt een lege, zwarte wand een collectie juwelen. Het contrast tussen alles en niets laat het goud en de diamanten schitteren. Ook hier liggen de eeuwen zij aan zij, als kleurpotloden in een doos vormen zij een geheel, soms vloekend, soms flets, soms mooi, soms wonderlijk.
Het lukt me niet om rustig te kijken, ook niet als ik besluit niet meer dan de kelder te bekijken. Eigenlijk wil ik heel graag weg uit het museum omdat het zo mooi is, het Nieuwe Rijks.
